Over Goden en archetypes
- Pim Vermeulen
- 21 minuten geleden
- 9 minuten om te lezen
āDe regels zijn simpel. Bereid je in stilte voor. Train in rust. Span je tot het uiterste om waardig te worden om het onmogelijke tegemoet te treden. Misschien heb je het pech, of juist geluk, om gekozen te worden, maar de kans is groot dat dat niet gebeurt. Veel waarschijnlijker is dat iemand anders gekozen wordt, iemand die veel eenvoudiger en puurder is dan jij, ongetraind, onvoorbereid: de meest passende herinnering aan wat het meest van belang is." ā Peter Kingsley, The Book of Life
āRemembering the Godsā is tijdens een bijzonder beproevende fase van mijn reis keer op keer voor mij herhaald, in een periode waarin ik wezens ben tegengekomen, en nog steeds tegenkom, die veel groter en machtiger zijn dan dit simpele mens-wezen ooit zou kunnen zijn.
Ik heb lange tijd geworsteld met de Goden. Zijn het louter archetypen, universele, erfelijke patronen of symbolen die in het collectieve onbewuste verblijven? Zijn het werkelijke bestaande wezens die ons van buitenaf begeleiden? Of zijn het simpelweg verzinsels van ons brein?
Ik weet het niet, en misschien zal ik het nooit weten. Toch ben ik eindeloos nieuwsgierig dit specifieke onderwerp beter te begrijpen. Hou je dus vast, want in dit essay duiken we in een vaag en tegelijk controversieel terrein om te herinneren waar onze plaats in het heelal ligt.
Maar eerst deel ik mijn persoonlijke gezichtspunt met je. Een gezichtspunt dat ongetwijfeld kan veranderen. Neem het dus niet als dƩ waarheid, want dat doe ik zelf ook niet.
Als Jungiaans georiĆ«nteerd dieptepsycholoog in opleiding hoor ik vaak over het begrip archetypen. De meesten denken aan denkvormen in de geest: levenloze symbolen die betekenis dragen en ons gedrag beĆÆnvloeden. Sommigen zien ze als psychologische delen, die kleine sub-identiteiten binnen onze geest waar Internal Family Systems en anderen aandacht aan besteden. Maar deze omschrijvingen doen archetypen naar mijn mening geen recht. Zelfs het woord āarchetypeā verandert iets wat immens krachtig en levend is in een plat, levenloos begrip ā en versterkt daarmee de rationele bewustzijnsdrang naar begrip door deductie.
Persoonlijk zie ik archetypen niet als denkvormen in mijn psyche. Ik geef de voorkeur aan de term Goden boven archetypen en zou ze beschrijven als denkvormen in de psyche van God. Waarin ikzelf, deze schijnbaar afzonderlijke unieke ziel die naar de wereld kijkt zoals niemand anders kan, ook een denkvorm in de geest van God ben. En omdat ik, deze specifieke denkvorm in Gods geest, sprankelt van leven, zouden de andere denkvormen dat ook moeten zijn. En zo ervaar ik ze ook.
Wat is God dan? In mijn ervaring alles. De Alfa en de Omega, leegte en volheid, schepper en geschapen, minnaar en beminde, waarnemer en waargenomen, almachtig en alwetend. Maar woorden doen zelden recht aan de grootsheid die achter en tegelijkertijd dit alles IS. In die zin waardeer ik de helaas beladen islamitische uitdrukking Allahu Akbar, omdat zij een diepe waarheid uitdrukt. Telkens wanneer we denken het antwoord te hebben gevonden op wat God is, zouden we onszelf aan Allahu Akbar moeten herinneren ā of aan de letterlijke vertaling: God is groter. De manieren waarop de realiteit zich kan waarnemen zijn onbeperkt, en geen enkele waarneming kan de absolute waarheid zijn.
Of, in de woorden van Almaas en Adyashanti:
āReality is going to know itself in a way that it has maybe never known itself before and through anybody ever.āā A.H. Almaas
āIt seems like the infinite has an infinite capacity to display itself.āā Adyashanti
Zoals vele mystici lijken te impliceren, wordt de aard van de realiteit ā naarmate hun realisatie verdiept ā steeds mysterieuzer. Daarom is dit proces zo ontwapenend. Telkens wanneer je een vlag in de grond plant en ervan overtuigd raakt dat dĆt het is, heb je het oneindige mysterie gereduceerd tot absolute zekerheid. Dan heeft, om Henry Corbinās woorden te gebruiken, je ego van een symbool een teken gemaakt: een verhard concept van een levend symbool dat deelneemt aan de realiteit die het symboliseert.
De realiteit ervaart zichzelf door jou op een manier die door niemand anders wordt ervaren. Misschien is dat de taak van de mensheid: een brug zijn tussen werelden. De ogen en oren zijn waardoor de realiteit zichzelf kan ervaren en eindeloos evolueren. Dat is inherent paradoxaal. Zoals ik eerder schreef:
Enerzijds is er de persoon in een fysiek lichaam, zich bewegend door ruimte en lineaire tijd, met zijn eigen unieke levenspad, uitdagingen en giften, eeuwig in wording, levend in een eindeloos expanderend universum. Anderzijds is er de tijdloze oneindigheid, waarin het willen weten verdwijnt in de directe ervaring van dit moment en iedere waarneming een verschijnsel en tegelijkertijd manifestatie is van de volheid dat eindeloze creativiteit in zich huist.
De Ene die zich als velen manifesteert
In spirituele kringen is het non-duale perspectief momenteel verreweg het meest populair. Het spreekt van een enigheid, van dat jij en ik feitelijk ƩƩn zijn omdat we allebei uit die ene Bron oprijzen. Dit perspectief bevat waarheid, maar het kan er ook toe leiden dat wordt verwaarloosd hóe deze Ene zich op zulke verschillende manieren manifesteert. Zelfs wie realiteit door een non-duale lens ervaart, heeft een individueel Ik nodig waarlangs die non-duale realiteit wordt waargenomen. God heeft de mens nodig om Zichzelf bewust te worden. Het non-duale heeft bovendien het potentieel mensen speciaal te laten voelen ā terwijl men tegelijkertijd beweert dat er geen Ik is om zich speciaal te voelen. Maar zoom je uit en bekijk je het evolutionair, dan vermindert die persoonlijke ābijzonderheidā snel.
Rudolf Steiner legt uit dat het non-duale perspectief belangrijk is voor de mensheid omdat het de ontzag voor het kosmische wakker maakt, de illusie van afgescheidenheid wegneemt en werkt als natuurlijk tegengif tegen materialisme en fragmentatie. Maar de ironie is dat het tegengif dat het non-duale biedt bedoeld is als genezing voor de gevolgen van een ander perspectief dat net zo goed belangrijk is voor de evolutie van de mensheid. Want het duale perspectief ā hoewel soms gepretendeerd door non-duale leraren ā is geen vergissing. Het kan dat niet zijn, want het is een andere manier voor de Ene om zichzelf te ervaren. Deze keer door het zijn van een afzonderlijk individu dat geleerd heeft de wereld en zichzelf te doorgronden via bewuste analyse en onderscheidenheid.
Het non-duale perspectief, hoewel bevrijdend van de last van afgescheidenheid en ego-beheersing, heeft zijn schaduwkanten. Een daarvan is wat Henry Corbin monisme noemde: het instorten van alle verschillen in ƩƩn ongedifferentieerd absoluut. Dit dreigt het persoonlijke en relationele karakter van de realiteit uit te wissen ā dat juist door de uniciteit van elke individuele ziel wordt ervaren. Voor Corbin wordt non-dualiteit altijd ervaren door een individuele imaginale relatie: door het Ik dat zijn persoonlijke Engel ontmoet, of zijn hemelse tegenhanger, die beide verenigt tot ƩƩn. De Engel, als een geringere manifestatie van de ongrijpbare Ene, vormt de brug tussen onze fysieke en spirituele essentie, en maakt het mogelijk de tijdloze en grenzeloze dimensie te ervaren die veel spirituele leraren beschrijven. Zonder ons te laten oplossen in een ongedifferentieerd absoluut, want de ervaring van onze Engel is persoonlijk en relationeel: zij bewaart zowel eenheid als individualiteit.
Het is ironisch dat het ontmoeten van iemands engel, onze niet-fysieke en hogere Zelf, op een bepaalde manier de herkenning van andere wezens kan verdringen, juist omdat het een persoonlijk gevoel van eenheid bevordert. Daardoor kan het begrip dat andere wezens evenzeer afzonderlijke manifestaties van de Ene zijn vertroebelen. Toch wordt, volgens Corbin, het non-duale uiteindelijk toegankelijk door het her-inneren van je eigen Engel ā een levend wezen dat ons toestaat eenheid te ervaren zonder de particulariteit van andere wezens te ontkennen.
Dit alles wordt begrijpelijker wanneer we de mensheid zien als een microkosmos van het gehele kosmos. Beiden zijn manifestaties van de Ene, maar dat sluit niet uit dat er hiƫrarchie mogelijk is binnen die manifestatie. Een steen ontspringt uit dezelfde bron als mijn individuele Ik, en toch kan ik denken, reflecteren, waarnemen. Een aartsengel ontspringt uit dezelfde bron als mijn Ik, en toch is hij niet-fysiek en veel machtiger dan ik. Als microkosmos van het gehele kosmos lijkt de mensheid in staat alle lagen van de manifeste en onmanifeste werelden in zichzelf te ervaren. Er is echter een hiƫrarchie in die lagen, waarvan sommige manifest zijn: mineralen, planten, dieren, mensen. En sommige onmanifest, voorbij ruimte en tijd: (delen van) mensen, engelen, aartsengelen enzovoort.
āVolgens alle tradities bevat de mensheid de gehele hiĆ«rarchie van de realiteit. Alle goddelijke Namen, aartsengelen en engelen, dieren, planten en mineralen vinden hun plaats in de mens. Zo is de mens een microkosmos, geplaatst in het midden van de hiĆ«rarchische ladder.āā DaniĆ«l van Egmond
Het vormloze dat als vorm verschijnt
Als we denken aan engelen, goden, entiteiten of welke naam ook die bij jouw woordenschat resoneert, kan er een vorm in onze verbeelding opdoemen. Wanneer je bent opgegroeid in een overwegend katholiek land met westerse wortels, is de kans groot dat je psyche het woord engel associeert met een gevleugeld, licht uitstralend figuur met een halo boven zijn hoofd. Maar die vorm is, in Corbins terminologie, imaginair. Hij is niet imaginaal.
Volgens Corbin is het verschil tussen die twee termen immens. Het imaginair is een subjectief domein van louter fantasie. Het imaginale rijk, daarentegen, wijst op een objectief domein dat werkelijker is dan het fysieke rijk. De mensheid is uitgerust met het vermogen om dit rijk te leren kennen en ervaren. Door contact met onze engel kunnen we dit rijk opnieuw betreden en ons laten leiden door de wezens die daarin verblijven. Hierdoor worden we uiteindelijk wat we bedoeld zijn te zijn: een brug tussen werelden.
āWe zijn burgers van twee rijken tegelijk: de uiterlijke consensus ā de fysieke realiteit ā en het innerlijke imaginale rijk van dromen, visioenen en psychische realiteit. Deze rijken doordringen elkaar zodanig dat ze verschillend en toch hetzelfde zijn, een toestand die vraagt dat we een binoculair zicht cultiveren waarin we gelijktijdig ƩƩn oog naar buiten hebben gericht, naar de materiĆ«le wereld, en het andere oog naar binnen, naar ons innerlijke landschap.āā Paul Levy
Toch is het een misvatting te denken dat een persoonlijke gids per se in de gedaante van een engel moet verschijnen, want het vormloze kan elke vorm aannemen die het dichtst bij je staat. De vorm die verschijnt is op maat gemaakt voor ieders ontwikkeling, zoals ook wordt gesuggereerd in de apocriefe Handelingen van Petrus, waarin staat: āIk zag hem in zoān gedaante als ik in staat was op te nemen.ā
In welke vorm onze engel ook verschijnt, zij bevat ons levensdoel. Als de imaginale tegenhanger van onze ziel wijst en beleidt zij ons naar het worden van de beste versie van onszelf.. Of, in Corbins woorden:
āHij (de engel) is het lot van die ziel⦠waardoor de ziel wordt wat hij zelf is.ā
Dit wordt duidelijk zichtbaar als we kijken naar enkele bekende schrijvers of leraren. Jung, bijvoorbeeld, ontmoette zijn persoonlijke gids Philemon tijdens zijn spirituele crisis in 1913ā1916. Jung zei zelf over Philemon:
āPhilemon and other figures of my fantasies brought home to me the crucial insight that there are things in the psyche which I do not produce, but which produce themselves and have their own life. Philemon represented a force which was not myself. In my fantasies I held conversations with him, and he said things which I had not consciously thought. For I observed clearly that it was he who spoke, not I. He said I treated thoughts as if I generated them myself, but in his view thoughts were like animals in the forest, or people in a room, or birds in the air, and added, āIf you should see people in a room, you would not think that you had made those people, or that you were responsible for them.ā It was he who taught me psychic objectivity, the reality of the psyche. Through him the distinction was clarified between myself and the object of my thought. He confronted me in an objective manner, and I understood that there is something in me which can say things that I do not know and do not intend, things which may even be directed against me.āā Carl Jung
Zoals Jung zelf zegt, was het Philemon, zijn imaginale gids, die hem leidde naar het begrijpen en overbrengen van de ārealiteit van de psycheā aan een breed publiek. Hoewel de mensheid er toen nog niet klaar voor was, verschijnen dag na dag meer boeken en kanalen over Jungiaanse psychologie. In die zin voeren mensen die met hun engel verbonden zijn een groter plan uit. Plannen die gesmeden worden in het imaginale rijk, niet in het aardse.
Andere voorbeelden van bekende schrijvers en hun gidsen zijn A.H. Almaas en zijn ontmoeting met de ādiamond vehicleā ā een wezen dat ooit in de kamer verscheen en eruitzag als een schip gevuld met gekleurde diamanten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat zijn leer āThe Diamond Approachā heet en dat diamantachtige helderheid in de evolutie van bewustzijn zo centraal staat in die school.
In het geval van Peter Kingsley verscheen de lang overleden Griekse mysticus Empedocles in levende gedaante. En hij werd de bron van Kingsleys werk om āde buitengewone mystieke traditie die vergeten ligt aan de wortels van de westerse wereld weer tot leven te brengen en opnieuw toegankelijk te maken.ā Geen verrassing dus, want Empedocles (of liever: zijn engel die via hem sprak) was een van de belangrijkste pioniers van de westerse mystiek.

Voor Corbin zelf was het Suhrawardï, een lang overleden Perzische filosoof en mysticus en stichter van de verlichting-school, die hem begeleidde. Centraal in diens leer stond het idee van hiërarchieën van licht. Het is dus geen toeval dat Corbin door de niet-fysieke gedaante van Suhrawardï werd geleid om zijn werk verder te brengen. Hij schreef zelfs een boek getiteld Man of Light.
In al deze gevallen zien we de directe en sterk beïnvloedende aard van de persoonlijke gids. Door onze engel te leren kennen en voor hem te bidden, worden we meer en meer onszelf én tegelijk meer en meer engelachtig; kanalen waardoor het goddelijke licht gemakkelijker kan schijnen.
Met dit essay doe ik het werk waartoe mijn engel mij oproept: je helpen de Goden te herinneren. Ik hoop dat het je engel helpt om zich gemakkelijker aan je kenbaar te maken.
Lees ook mijn andere essay over de engel:
Opmerkingen